Home
De Club
Nieuws 
Tours 
Tours 2005 
Tours 2006
Tours 2007
Tour Suriname 2009
Tour India 2012
Tour Aruba & Suriname 2012
CCBonn & tour London 2014
Wedstrijden CCHTF 2015 
Wedstrijden CCHTF 2016 
Tour 2017  
Tour Suriname 2018 
- Verslag Roelof Balk 
Tour 2019  
Wedstrijden 
Vriendschappelijke Wedstrijden 2006 
Events 
Sponsors 
Contact 
Links 

Roelof Balk - "Een crickettour naar Suriname 2018"

Black Label
Eigenlijk begint de tour al in Nederland, op de zondagen dat we trainen in Sporthal Oostenburg in Amsterdam Oost, waar je kan cricketen met harde rode tennisballen. Daar maak ik nader kennis met de mannen van CC Holland Touring Friends, waarvan ik de meesten van gezicht ken (vaak tegen gespeeld in de loop der jaren) en enkelen ook van naam. Het voelt welkom en het is fijn om hartje winter de cricketbewegingen weer te oefenen. Die zitten ingebakken in het systeem. Bijai bedenkt trainingsvormen en wedstrijdjes. Na de voorlaatste training gaan we nog even bijpraten op het kantoor van een van ons en het tourprogramma doornemen, kondigt Bijai per whatsapp aan. Of we allemaal wat te drinken of te snacken willen meenemen. Ik neem twee flessen sap en wat nootjes mee.
Het kantoor is een voormalig winkelpand in Amsterdam Oost, op een hoek, met grote winkelramen naar beide kanten. We worden zeer gastvrij ontvangen als we even na tweeën aankomen. Ik blijk de enige die te zijn die een sapje heeft meegenomen, verder staat er Black Label en cola, een enkeling houdt het bij een biertje. Omdat ik die avond nog een wedstrijd moet schaatsen weet ik de verleiding te weerstaan en drink zelf maar mijn eigen vruchtensap op. Het smaakt goed. Het tourprogramma wordt doorgenomen en een punt van zorg is of de velden wel speelklaar zullen zijn, of de teams waartegen we gaan spelen compleet zullen, of misschien juist wel veel te sterk voor ons. We zullen het zien. Na een uurtje gaat het gesprek ook over politiek, de stemmen worden luider, de argumenten krachtiger. Er komt rijst met kip en vis op tafel, een goed begin. De clubkleding is uitgedeeld en verrekend en de financiën voor de uit te reiken tokens of friendship zijn inmiddels ook geregeld. Enkele Nickerianen beloven mij nu al dat ik Nickerie veel leuker ga vinden dan Paramaribo, omdat het er veel gemoedelijker is. Af en toe passeert iemand de winkel die een blik werpt op het vrolijke gezelschap, bekende voorbijgangers worden gegroet. Er zit sfeer in.

Malaria
De vlucht naar Paramaribo is lang, en er is veel turbulentie. We landen op Zanderij, ooit de grootse en modernste luchthaven van Zuid Amerika. De enorme jumbojet van KLM is het enige vliegtuig op de betonnen landingstrip, het toestel lijkt hier veel groter dan op Schiphol tussen zijn soortgenoten. We verlaten het vliegtuig via zo'n mooie vliegtuigtrap waar op de meeste luchthavens tegenwoordig alleen nog maar hoogwaardigheidsbekleders gebruik van maken, je hebt de neiging om te gaan zwaaien maar er is geen publiek. De warme tropische lucht is zwaar en tegelijk een verademing na de eeuwige airco van het toestel. Vlak voor de landing werd de binnenlucht in het vliegtuig nog gedesinfecteerd met insecticide "wegens internationale afspraken".
Kennelijk zijn de autoriteiten bang dat wij vanuit het winterse Nederland gevaarlijke insecten in de handbagage hebben meegenomen. Vliegveld Zanderij is inmiddels genoemd naar "Jopie" Pengel. Dat was een gezet heer, zien we aan het standbeeld in de aankomsthal, de gouverneur indertijd, die prinses Beatrix nog heeft ontvangen toen Mans er begin jaren 60 wacht liep. De week voor haar komst naar Suriname leerden de soldaten nog hoe ze met één hand moesten uitserveren: de lepel onder en de vork boven, en van rechts, vertelt Mans. Hij kreeg er een zware vorm van malaria, het is hem altijd bijgebleven al heeft hij het nauwelijks bewust meegemaakt, zo ziek was-ie. Maar nu zijn malariatabletten niet meer nodig. Al schijnt de dodelijke mug in de binnenlanden weer in opmars te zijn, vooral in de poeltjes stilstaand water die achterblijven nadat de goudzoekers de grond hebben omgespoeld. Voor zover het kwik dat gebruikt wordt om het goud te binden niet al het leven doodt in die gebieden. We staan erg lang in de rij voor de douanehokjes. Het vliegtuigpersoneel, later bij de gate, mag natuurlijk voor en dat doet hen zichtbaar genoegen: eindelijk zijn de rollen omgedraaid.
Eenmaal de loketten gepasseerd, worden we heel hartelijk ontvangen door familie die ons komt afhalen. Onderweg moeten we wel nog even een auto regelen bij de overbuurman van Nasser. Het wordt uiteraard een Toyota, type Wish. Er rijden hier onnoemelijk veel Toyotamodellen rond, in talloze varianties, weinig andere merken zijn vertegenwoordigd. Via Lelydorp rijden we naar Paramaribo, het is inmiddels pikkedonker geworden, de schemering was tropisch kort. Aangekomen in de ruime villa van krijgen we eerst nog wat eten, rijst met kip, heerlijk gekruid. Een geweldige kennismaking met de Surinaamse keuken en het culinaire meesterschap van onze gastvrouw. We slapen in prachtige ruime vertrekken op de eerste etage, waar we de airco op 24 zetten om de tropische nacht voldoende te koelen, anders kunnen we niet slapen. Walter krijgt een aparte kamer, hij heeft een hekel aan airco 's nachts. Maar die komt dan ook van Barbados.

Warming up
Vrijdag, we gaan geld wisselen ergens bij een supermarkt aan een toonbank, de koers van de Surinaamse dollar is 9,20 voor een euro. Het plan is om te gaan trainen op het veld zo rond 16 uur, maar we gaan eerst nog even de stad verkennen. Op weg daar naartoe kunnen we het niet laten om alvast even kijkje nemen op het dr Snellen Park. Het veld ligt er prachtig bij, mooi groen voor een fraaie tribune, maar bij nadere inspectie is het outfield erg nattig. Het wicket voelt zacht als klei, als je je vinger erin drukt blijft de afdruk goed zichtbaar, een klein kuiltje. Dat kan de lichte roller nooit compact krijgen, zie ik al meteen, terwijl de zwaardere roller kapot en onbruikbaar in een hoek van het veld ligt. Groundsman Mohammed Khan komt een praatje maken, hij doet er alles aan om het veld speelklaar te maken. Er is al een tijd niet meer gespeeld op dit veld. We trekken verder de stad in. Manish bezoekt wat oud-collega's in de meubelwinkelbranche, wij gaan mee en scharrelen wat rond tussen de fornuizen, vrieskisten en koelkasten. Dan nemen we een kijkje bij de Surinamerivier, bij het koloniale theekoepeltje op de steiger die hoort bij hotel Torarica.
Manish houdt bij de gate een zodanig overtuigend verhaal dat de guard ons doorlaat om te parkeren op het exclusieve en bewaakte terrein van het beroemde hotel. Dan gaan we terug naar het veld om te trainen. De warming up sla ik nooit over, maar dat concept krijgt hier een heel andere dimensie, althans voor mij. Ik beperk me tot een paar rek- en strekoefeningen in de smalle schaduwstrook van het clubhuis. We trainen wat in een haveloze kooi waar een betonnen pitch ligt, bedekt door een gescheurd, rood tapijt. Daar valt nog best op te cricketen, al zijn er vele gaten in het net waardoor de weggeslagen ballen regelmatig teruggezocht moet worden in berm of greppel. Poet en zoon Amar zijn er ook en trainen mee. De groundsman gaat ook nog even batten en blijkt een goede cricketer. Morgen zal hij ons tiental aanvullen tot elf. Na de trainingssessie blijft rode tapijt nog wat verder uiteengerafeld achter.

Vrijheid en vooruitgang
Zaterdag, wedstrijddag. Maar het is regenachtig. Als we aankomen begint het zelfs echt te regenen. Er is ook niemand eigenlijk om ons te ontvangen, behalve groundsman Khan, die zwaar teleurgesteld is omdat zijn harde werken door de regen voor niets lijkt te zijn geweest. En Roy Reiziger is er, die naar eigen zeggen eigenlijk nooit meer naar het cricketveld komt. Het komt nu met bakken uit de hemel, grote plassen vormen zich op het parkeerterrein en op het veld, en sommigen van ons zitten al te klaverjassen. Ik raak aan de praat met groundsman Khan die vertelt over de mooie wedstrijden die hier vroeger gespeeld zijn. Hij draagt een verbleekt T-shirt met het logo van Nachenius Tjeenk erop, dat moet uit de KNCB-hoek zijn. Om zijn teleurstelling te verzachten (hij verheugde zich duidelijk enorm op het meespelen met ons) geef ik hem een Lanzarote/SGS/Fortyclub shirtje waar hij erg blij mee is. Het veld is inmiddels echt onbespeelbaar. We gaan maar iets anders doen, het is een uur of 4, naar Torarica dus maar enT20 kijken: India speelt tegen South Africa.
Manish is blij dat India wint, in de laatste over. Daarna wandelen we met ons drieën door Paramaribo, Wally blijft cricket kijken op TV naar een lokale topper gespeeld op Barbados. Op de wandeling voel ik eigenlijk voor het eerst de spanning die het land in zijn greep heeft, deze dag voor de viering van Vrijheid en Vooruitgang. Het commentaar op de radio, waar luisteraars mogen bellen om hun verhaal te doen, maakt al duidelijk dat niet iedereen daar blij mee is. Vrijheid voor wie, en wat is die vooruitgang dan, vragen de luisteraars zich af. We lopen langs het beladen Fort Zeelandia, langs de Waterkant, zien een heftig beschilderd Still Going Strong-busje tussen kleurrijke andere exemplaren, en er staat een bandje op straat opzwepend te spelen. Er staan verwaarloosde monumentale panden bijna naast het majestueuze presidentieel paleis, we zien een haveloos ministerie van Volkshuisvesting en Sociale Zaken, en een bijna ingestort ministerie van Defensie dat al 12 jaar verbouwd wordt. Manish bezweert me dat in deze bouwval gewoon nog gewerkt wordt door de ambtenaren van dienst. Sommige van de aircokasten zijn verdwenen, je ziet aan de buitenkant van de gevel waar ze gehangen hebben. We kopen een paar rambutans van een straatfruitverkoper. Ik begrijp steeds beter waarom de gesprekken vaak over politiek gaan. s-Avonds eten we bij Sarina, hét Indonesische restaurant van Paramaribo, zegt Manish. Het is als een overdekte Indonesische tuin, met een uitstekende keuken.

Zoete eieren
Zondag blijken gewoon twéé wedstrijden op het programma te staan, de inhaalwedstrijd van gisteren en de oorspronkelijke wedstrijd. Want zo lossen we alles op. Maar de lucht is even grijs als de vorige dag en het begint al zachtjes te regenen als we naar de stad vertrekken. We gaan eerst naar de markt, die geweldig is. Wat een aanbod aan vis, fruit, groente en kip, vlees, kruiden, drankjes, hapjes, verse eieren, lekkere eieren, zoete eieren uit Zoetermeer. We kopen mango's, rambutans, een papaya, sinaasappels en krijgen ook nog iets kado, een soort zoete peulvrucht. Een Surinaamse die in Barendrecht heeft gewoond en vis verkoopt is erg enthousiast en wil met Mans trouwen, maar die "begint er niet meer aan" naar eigen zeggen. Bij een van de slagers ligt de staart van een gordeldier te koop, de rest van het beest is kennelijk al verkocht.

De twijfel slaat weer toe als we op het veld aankomen en het opnieuw begint te regenen, maar captain Bijai is resoluut: we gaan verkleden om een T20 te spelen. Die verliezen we tamelijk kansloos. Onze batsmen krijgen geen grip op de omstandigheden en onze bowlers komen geen moment in hun ritme. Enig lichtpuntje qua batten voor mijzelf is dat ik een lekkere zes sla recht vooruit, eigenlijk tot mijn eigen verbazing. Maar verder is het niet veel soeps. Bijna alles is anders hier, alleen een ding is onverwacht net als in Nederland: halverwege de wedstrijd moet de thuisclub met covers in de weer omdat het regent. Toch kunnen we deze eerste wedstrijd voltooien. De ontvangst is deze keer heel goed en gastvrij, kennelijk zijn er maatregelen genomen. Ayoub Doekhie, vader van Zahir met wie ik jaren in Nederland heb gespeeld, is er ook en dat is bijzonder. Het gaat niet zo goed met hem; na een lange vlucht in slechte stoelen speelt zijn hernia op, maar hij geniet van de sfeer rond het veld en we voeren warme gesprekken. Zahir zelf verschijnt vandaag niet op het cricketveld, hij heeft hij het te druk met de kinderen. Het verhaal gaat rond dat de ICC een fors bedrag van enkele tonnen beschikbaar heeft gesteld voor de ontwikkeling van cricket in Suriname, maar we zien het niet terug in de faciliteiten.
Ook een onderzoekscommissie van de ICC heeft het niet meer kunnen achterhalen. De stemming op het veld is heel goed, we beginnen na de lunch gewoon aan wedstrijd nummer 2, 15 overs deze keer. Waren 20 overs voor ons eigenlijk al te kort, met een innings van 15-overs weten we ons nog minder raad. We verliezen opnieuw zonder echte tegenstand te kunnen bieden. Het geeft niet. Whisky blijkt hier inderdaad de cricketdrank na afloop, het wordt gedronken zoals bier in Nederland. Voor de zekerheid koop ik maar al het bier op (4 flesjes) voor het te laat is. Khan neemt me apart en geeft me een Surinameshirtje. Dat ontroert me. Ayoub vertrekt, hij is veel langer gebleven dan hij zelf verwacht had, en kondigt aan dat hij ook naar Nickerie komt, als het even kan. Bijai houdt een bevlogen toespraak en dankwoord en er worden prijzen uitgereikt. Daarna gaat ieder zijns weegs, wij gaan thuis doks (duck) eten. Uiteraard weer topkwaliteit, het begint al bijna te wennen. Dan komt ook de rum uit Guatamala op tafel, aangeschaft op Zanderij, en we draaien oude liedjes op YouTube, Mans kent ze bijna allemaal.

Plantage Hanover
De jongens van hiernaast hebben weer stenen op het dak gegooid 's-nachts, vertelt onze gastheer, maar ik heb het niet gehoord. We ontbijten met de mango's en de papaya die we gisteren op de markt hebben gekocht. Ik proef de echte mangosmaak die ik voor het laatst geproefd heb op Curaçao, dat was in 1985. We gaan even een wasje draaien om de dag te beginnen. Het vergt nog wel wat om de machine te bedienen, te vullen met was en water en weer te legen, maar het lukt ons. We gaan vandaag op mijn verzoek Plantage Hanover opzoeken, waar mijn schoonfamilie wortels heeft liggen, en dus mijn kinderen ook. Hemelsbreed is het slechts 35 kilometer hier vandaan. Om er te komen maken we een lange rit, we rijden onder meer langs de nu verlaten aluminiumsmelterij. Alle installaties staan er weg te roesten, de Amerikanen hebben het van de ene dag op de andere verlaten. Vaten met cyaankali schijnen er ook nog te liggen, hopelijk scheuren die niet. We rijden verder, opeens gaan we over een mooie vlakke asfaltweg, kilometers lang, parallel aan de hoogspanningsleiding die is aangelegd om de aluminiumfabrieken te voorzien van stroom uit Brokopondo stuwmeer. Bij mast 16 sturen we de auto's de berm in. Hier is het. Er staat een bordje, Plantage Hanover, maar er is niets meer van te zien. Het oerwoud heeft gewoon het gebied weer in bezit genomen. Er staat wel een hutje en verderop op een zandpad zijn twee jongetjes bezig met een machete. De oudste heet Romario en hij staat ons aarzelend te woord. Van C. hebben ze nog gehoord. Nee, er komen hier nooit mensen langs. Zelf zoeken ze naar vruchten, ze laten ons hun oogst zien. We maken wat foto's en vertrekken weer.

We rijden verder naar de Afobakadam die het stuwmeer Brokopondo heeft doen ontstaan. Het is enorm, en zoals elk stuwmeer een beetje unheimisch. We stappen uit en lopen wat rond in het gehucht langs het meer. Drie trucks met oplegger, beladen met enorme gekapte woudreuzen, passeren ons traag over de rode zandweg. We komen in een Dominicaans café, maken een praatje met de mannen en drinken verderop een biertje in een op de wal getrokken scheepsromp die is omgebouwd tot een bar. Op grootbeeld televisiescherm wordt een Amerikaanse mis opgediend, die met belangstelling gevolgd wordt door een drietal jeugdige bezoekers in het café. De manier van preken doet aan een bokswedstrijd denken. Er blijken twee tamelijk grote supermarkten in het gehucht te zijn, je ziet ze pas als je het door hebt. Mensen komen er met een prauw om hun boodschappen doen. Her en der in dit gehucht staan wrakken, een overwoekerde bulldozer, een bestelauto zonder wielen ("te koop"), een losse cabine van een shovel van het merk 'Werklust'. Een hondje loopt met ons mee. We kopen bananachips en casavechips en mijmeren nog wat langs de over van het stuwmeer, dat destijds een kleine 30 indianendorpen heeft verzwolgen. De bewoners waren gewaarschuwd, maar konden niet geloven dat de rivier zou opzwellen tot een metersdiep meer. Ze vertrokken pas toen het water hen letterlijk aan de lippen stond. Boven het water steken nog steeds de dode kruintakken uit van de woudreuzen die er groeiden. Er worden nu technieken ontwikkeld om dit tropisch hardhout, dat al veertig jaar lang zuurstofvrij in het water staat, met een onderwaterzaag te kappen en te verkopen. Dan stappen we in onze Toyota om de terugreis te aanvaarden. Bij Bergendal stoppen we, aan de lome oever van de Surinamerivier. De slagboom staat open en het ziet er paradijselijk uit.
Een man van de bewaking ("Mozart Security" staat op zijn fraaie helgele shirt) legt uit dat ze gesloten zijn. Hij heeft geen extra shirt over helaas, dus ik moet het doen met een foto van het Mozart Security logo. Bergendal resort, een paar kilometer verderop, is wel open. We moeten er even naar zoeken maar vinden het uiteindelijk dankzij de aanwijzingen van toevallige passanten. Daar ontmoeten we een vegetarische jonge kaaiman in de Surinamerivier, vergezeld van piranha's. Ze storten zich op de witte boterhammen die de host naar ze toe geworpen heeft. Op het landerige resort drinken we een Jogo en een Radler voor Walter, begeleid door Surinaamse bitterballen. Daarna maken we de lange rit naar huis, bijna 2 uur rijden blijkt het. We komen in het donker aan en beginnen aan een BBQ op het terras aan de achterkant van het huis. Onze gastvrouw heeft kippen van 2 kilo gekocht, die blijven lekker mals en worden niet droog. Het barbecueën is weer een hoogtepunt, zowel het proces als het resultaat. Telkens als het houtvuurtje opvlamt, blust ze de vlammen met een beetje water, anders verbrandt het vlees. Zoetzure rode ui erbij, heerlijk. Twee Jogo's Parbo. 's-Nachts klettert een enorme regenbui op het dak, we worden er wakker van.

Gebedsvlaggetjes
Dinsdag. Voordat we de lange reis naar Nickerie maken wil ik nog even geld pinnen, maar dat lukt me niet. "Deze transactie wordt door uw bank niet ondersteund" zegt het scherm in beleefd Nederlands. Ik kom er achter dat ik veel meer contant geld had moeten meenemen, gelukkig kunnen mijn ervaren reisgenoten mij voorzien van voldoende liquiditeiten. Het duurt lang voor we Paramaribo uit zijn, niet vanwege de afstand maar vanwege de files. Maar gaandeweg wordt het landschap groener en staan de huizen minder opeen, we rijden op de weg naar het westen. De weg wordt steeds rustiger we passeren een brug met een stalen wegdek over een brede rivier. Nu mag ik rijden. Links houden is niet nieuw voor mij, maar het stuur rechts, dat is wel voor het eerst. We hebben gestopt bij de Zeedijk, een verzoeknummer van Mans, er loopt een kanaaltje en er is een oude sluis. Het water van het kanaal is geheel dichtgeslibt, de kettingen van het ophaalsysteem hangen er nog maar zijn duidelijk buiten gebruik. In het winkeltje op het plein verkopen ze koude kokosmelk met jonge kokos op de bodem van het flesje. Dat is verfrissend.
De zeedijk zelf is nieuw, we kijken uit over de Atlantische Oceaan die modderig is zo ver het oog rijkt. Dat is het sediment van de rivier, die letterlijk water naar de zee draagt. We rijden door de eindeloze rijstvelden, duidelijk een tropische polder. Bij de meeste huizen die we zien langs de weg, staan in een hoek van het erf een paar bamboestokken in bosjes bijeen met gebedsvlaggetjes eraan. In Nickerie is het rustig, de tropen zoals de tropen bedoeld zijn en de huizen zijn er goed onderhouden. In Paramaribo lijkt het alsof de auto centraal staat, die wordt gepoetst en gekoesterd, ze vormen een lange, vaak ononderbroken stoet van Toyota's. Hier is dat niet zo, en je ruikt de tropische lucht. We halen de sleutel van ons appartement op bij de supermarkt en settelen ons. De beloofde wifi doet het niet, in de slaapkamers is wel airco. We eten Indisch op drie minuten lopen van hier, wederom is er een uitstekende kok aan het werk geweest.

Een Bakra en een brom
Woensdag, eerst maar eens even naar de markt. Het is een Openbare Markt kunnen we lezen op de borden die op de houten gevels zijn getimmerd. Het zijn dezelfde kraampjes als vorig jaar begrijp ik, hier en daar worden bekenden hartelijk begroet. Op het plein staat al een enorme vuurstapel van palmbladeren klaar voor het Holifeest, die zal donderdagavond aangestoken worden. Maar het is nog niet eens de grootste brandstapel die we zijn tegengekomen. Ik maak een foto van Wally voor de het bouwwerk, dan zie je pas goed hoe enorm het is. We zijn net te laat voor de garnalen, die worden weggekocht terwijl wij nog zitten te overleggen over hoe je ze moet schoonmaken en of we daar wel zin in hebben. Ik koop een snijplankje dat zo gemaakt is dat het water er vanzelf afglijdt, bij een kraamkoopman. Het wordt tijd om weer maar huis te gaan, want onze eerste wedstrijd in Nickerie zal om 15 uur beginnen. We rijden naar het veld, dat er indrukwekkend bij ligt. We schudden wat handen en ik neem plaats op de bovenste rij van de tribune. Een grote vent komt naast me zitten, hij vraagt of ik ook cricket speel. Dat verbaast hem. "Ben je er een beetje goed in?" Ik zeg dat hij dat straks zelf maar moet beoordelen, en nu is hij pas echt verrast, omdat ik blijkbaar meedoe. Hij heeft nog nooit een Bakra zien cricketen. Ik zeg hem dat hij dan geluk heeft en er vandaag twee in actie kan zien, wat de hilariteit alleen nog maar vergroot. Hij belt een vriend op om het te vertellen maar die kan vandaag niet komen kijken, misschien zaterdag.

De meeste van onze tegenstanders komen met de "brom". Ze zullen ons met speels gemak verslaan, want het Surinaamse wicket heeft ook deze wedstrijd zijn geheimen nog niet aan ons prijs gegeven. Eerst battend komen we nauwelijks tot een totaal in weer een T20. Alleen Manish weet ze wel aardig te raken af en toe, die begint er zowaar wat aan gewend te raken. Maar die heeft als jongetje in India ook op alle mogelijke soorten ondergrond leren cricketen, en is dus heel flexibel, zegt Mans. Onze Nickeriaanse tegenstanders slaan in hun innings wel enkele torenhoge zessen, dus het kan toch. In het veld krijg ik niets te doen en we gaan roemloos ten onder. Na afloop drinken we jogo's van Parbo, elders komt de Double Black op tafel. Later op de avond, vele jogo's verder, krijgt het openingsbat van onze tegenstander zijn brom niet aan de praat. Ik bied aan om hem aan te duwen, wat aanvankelijk niet lukt. Pas na honderden meters op de weg slaat de brommer aan. Mijn nieuwe cricketvriend verdwijnt in de tropische nacht, cricketbat in de linkerhand, zonder achterlicht, maar de koplamp doet het.

We gaan uiteindelijk als laatsten weg, het is al donker. We komen Bijai nog tegen en gaan met ons vijven eten bij het Indische eethuisje. Later op de avond gaan we nog even naar de supermarkt, het loopt inmiddels tegen tienen maar de zaak is gewoon nog open. Bijai zit er al, in goed gesprek met de eigenaar, wij waren de weg een beetje kwijt geraakt. We komen voor zout en peper maar krijgen na verloop van tijd de vraag of we "van sterk" houden. Nou, natuurlijk wel, en we hebben een gezellige tijd. We komen veilig thuis, nog even douchen en slapen. Want we moeten morgen weer vroeg op.

Bigipan
Donderdag staat het busje dat ons naar Bigipan gaat brengen - of beter: naar de boot er naartoe - stipt om 8 uur voor de deur en dat hadden we niet verwacht, we zijn nog niet helemaal klaar met ontbijten. Bij de aanlegplaats in de rivier, een paar kilometer verderop, ligt het bootje al klaar. Ze hebben zelfs aan zonnebrandcreme gedacht, factor 50, en allerlei boodschappen voor de maaltijd later op de dag. Een team van drie brengt ons verder. Na een kwartiertje varen moeten we de boot de wal optrekken om de oversteek te maken naar een kanaaltje dwars op de rivier. Dat is even hard duwen met zes man terwijl de meisjes ons staan aan te moedigen. Ik moet aan Noorwegen denken want daar sleepten ze vroeger ook de boot van de ene watergang naar de andere, dat stond in de reisgids maar ik had dat nooit begrepen. Nu snap ik het eindelijk. We trekken door het kanaal aan de andere kant en zien de moerasbuizerd, de grote ijsvogel en de rode specht, om er maar een paar te noemen. In het grote meer dat we uiteindelijk bereiken, staan huizen op palen waar we aanmeren.
Daar ontmoeten we eigenaar. Het is eigenlijk de bedoeling dat we de hele dag onder het afdak in een hangmat gaan liggen en daar hooguit nog uitkomen om wat rijst met vis of versgebakken garnalen in knoflook te eten, maar we krijgen de jeugdige schipper gelukkig zo ver dat hij ons meeneemt op een rondje varen door dit fantastische natuurgebied, waar hij alles van weet. De visarend, enkele flamingo's en vooral de ongelofelijk rode rode ibissen zijn de sterren van de show. Het is een aangename middag. Op de terugweg passeren we brandende rijstvelden langs de rivier, de rook onttrekt zelfs de felle Surinaamse zon aan het oog. Dat branden doen ze om drie oogsten per jaar mogelijk te maken in plaats van de natuurlijke enkele oogst per jaar. Manish heeft spijt dat hij de factor 50 niet heeft gebruikt en Mans, die zich er wel mee volsmeerde, is toch verbrand. Over verbranding gesproken: die avond om 8 uur begint het Holifeest met de verbranding van het kwaad op de enorme brandstapel, hebben we gehoord. Uiteindelijk wordt het gevaarte onder grote belangstelling van jong en oud om een uur of tien pas aangestoken, het fikt enorm.

Vrachtwagen
Vrijdag is de echte feestdag. Bijai komt ons afhalen, hij neemt ons mee naar het dorp van zijn ouderlijk huis. Daar in de buurt pikken we het feestorkest op dat van deur tot deur trekt. Een soort Sint Maarten voor volwassenen. Bij elk huis wordt hartstochtelijk gezongen, het zijn melodische spreekkoren in hoog ritme, begeleid door basdrum en kleine castagnette-achtige bekkens die ik herken uit de Hindoetempels. Op elk erf staat een tafel klaar met vegetarische hapjes (kikkererwten, samosa, gefrituurde groenten, zoete dingetjes, barra's, kroketjes) en altijd black label, cola en ijs. Ik neem me heilig voor niet te veel te drinken want ik wil dit bewust meemaken. Bij elk huis wordt ieders glas gevuld en even snel weer geleegd. Om 12 uur is iedereen aangeschoten, om 1 uur best wel dronken en om 2 uur compleet lam. Dan zijn we pas halverwege de straat. Je wenst elkaar Sub Holi en overstrooit de ander met roze, gele of paarse poedertjes, besmeert elkaars gezicht en kleding of sproeit wat parfum over de borst waarna een korte maar innige omhelzing volgt en dan weer een bekertje whisky. Sinds Nederland in 1988 het EK won heb ik niet meer zoveel goede vrienden gehad die ik nooit eerder ontmoet had. Bijai kondigt al aan dat straks een paar mannen ruzie zullen krijgen en op de vuist willen, maar we daar niet van moeten schrikken, omdat ze dan toch allang nergens meer toe in staat zijn.
En zo gebeurt het ook. Opmerkelijk is dat het vooral de oudere mannen zijn die geen maat lijken te kunnen houden, de mannen onder de 40 drinken ook aardig mee maar blijven rustig. Nog een paar honderd meter te gaan, Sub Holi iedereen en we nemen er nog een. Het orkest blijft opvallend constant presteren onder deze zware alcoholische omstandigheden. We komen op een erf waar een muur van een geluidsinstallatie staat opgesteld en als het orkest is uitgespeeld gaan alle registers open, iedereen begint te dansen. Nou ja, dat wil zeggen: alle mannen. Ik vraag een van de vrouwen waarom zij niet meedansen, op een enkeling na. "De mannen zijn bezopen en de vrouwen niet" is het logische antwoord. Het mini-dansfeest is even gauw voorbij als het begonnen is, want er moeten nog drie huizen bezocht worden. Ook hoogbejaarden (m/v) delen in de feestvreugde en laten zich omhelzen en bepoederen. We proberen nog steeds niet al te dronken te worden want het is pas half 4 in de middag en het feest is nog maar halverwege. Broederschap alom.

Als het laatste huis bezongen is lopen we terug met een groepje want er is een plekje voor ons gereserveerd "op de vrachtwagen". Die staat al met draaiende motor klaar, ontdaan van de schutzeilen maar wel met het dakzeil erboven gespannen. Op de laadbak is een DJ opgesteld met voldoende apparatuur voor een middelgroot dorpsplein, er staan plastic stoelen en een man of tien wordt aan boord gehesen, voor zover ze zelf het gammele trapje nier meer op kunnen. Even verderop stopt de vrachtauto (onder permanente oorverdovende opzwepende muziek) op een erf, waar nog een enorme drank- en voedselvoorraad wordt binnen geladen. Als alles binnenboord is, volgt nog een keukentafel met allerlei hapjes om het af te maken. Het gezelschap op de truck is nu uitgebreid tot een man of 15 en de vrachtwagen zet zich weer in beweging, om zo'n vier uur lang kris kras door Nickerie te toeren en het dorp gratis van vrolijke muziek te voorzien. Ik kan niet met zekerheid vaststellen of onze tour door alle omwonenden gewaardeerd wordt, maar de groep aan boord heeft de grootste lol en de meeste kinderen die we tegenkomen zwaaien vrolijk terug. De blik van de vele straat- en waakhonden op de mobiele discotheek is opmerkelijk en steevast hetzelfde.
Ze rennen er op af, houden dan op een meter of 10 van de vrachtwagen stil en volgen het bewegende gevaarte met de ogen, de kop scheef, geen een begint er te blaffen, allemaal kijken ze de praalwagen op gepaste afstand in opperste verbazing na. Het wordt donker en nu blijkt waarom de laadbak ook voorzien is van lampen en spots in allerlei kleuren en bewegingen. We worden nu ook rijdende lichtshow. Slechts een keer wordt een plasstop gehouden bij een braakliggend terreintje. Rond een uur of acht zijn we weer terug in de straat van Bijai en we besluiten af te haken. We danken de organisator, eigenaar van een gigantische rijstplantage en een vriendelijke man, heel hartelijk voor de ongekende gastvrijheid en lopen terug naar huis, samen met een vriendelijk heer, die zijn eigen voornaam lijkt te zijn vergeten. Na 5 minuten schiet het hem te binnen, hij heet Rajpertab en is nu ook bijna thuis. Zijn zoon begeleidt hem. Wij hebben inmiddels zo lang rondgereden dat we ook bijna weer nuchter zijn en gaan maar vroeg naar bed, want morgen wedstrijd. s-Nachts word ik twee keer wakker van een ratelende tropische regenbui op de golfplaten daken en ik denk aan de eeuwige cricketwijsheid: wat nu valt, valt straks niet.

Fikkie stoken
De volgende ochtend is het regenachtig, dus gaan we eerst maar even naar de markt. Daar krijgen we een pan rijst met kip mee die ons de vorige keer beloofd is door de moederlijke marktkoopvrouw die koek verkoopt en waarmee de Mans, Manish en Wally in het verleden al warme banden mee hadden aangeknoopt. Dan gaan we naar het veld. We zijn er weer veel eerder dan de gastheren en dat is een veeg teken. Het begint inderdaad te regenen en we hebben er weinig vertrouwen in. Misschien is het wel beter gelijk af te zeggen zodat we die ene pitch (er is geen square) niet belasten en we zondag tenminste een normale wedstrijd kunnen spelen. Maar tegen een uur of drie is de tegenpartij ook gearriveerd en lijkt alles mogelijk.
Als het bijna droog is komt er een auto op het veld die twee enorme blauwe covers blijkt te hebben meegebracht, en de pitch wordt alsnog afgedekt. Dan begint het weer te regenen. Als dat ook weer ophoudt, vraag ik de speler wiens brommer ik de vorige keer heb aangeduwd wat we nou nog kunnen doen, nu het veld echt nat is en de pitch zo te zien onbespeelbaar. Wat is plan B voor de dag? 'Fikkie stoken' is het antwoord. Dat lijkt me een goed idee: fikkie stoken en dan barbecueën, biertje erbij, dan hebben we nog een leuke middag. Maar dat bedoelt hij niet. "Fikkie stoken, dan wordt het veld droog". Inderdaad zie ik nu dat het outfield aan de overkant zwart geblakerd is, maar meent hij dat nou echt? Je kunt zo'n nat veld toch niet in de hens steken? Maar hij ziet er niet uit alsof hij een grapje maakt. De covers worden verwijderd en er volgt een grondige inspectie van de pitch. Dan komt er iemand op de brommer met twee jerrycans waar benzine in blijkt te zitten. Er wordt heftig gediscussieerd over de nu te volgens strategie, en aan één kant wordt de benzine reeds over de pitch gegooid. Je ruikt het meteen. Na wat gehannes met een aansteker door verschillende personen neemt Poet het met gezag over, maar ook hij krijgt het niet voor elkaar. Nu probeert mijn cricketvriend het zelf en opeens vat de plas benzine vlam. De pitch staat in lichtelaaie en een dikke zwarte rook stijgt op. Nu het vuurtje eenmaal brandt, gooit de man met de jerrycan steeds een flinke straal benzine op de pitch, steeds verder naar het midden, wat natuurlijk onmiddellijk ook vlam vat. Het lukt hem om te voorkomen dat de vlam naar binnen slaat in de jerrycan, hij heeft het duidelijk vaker gedaan. Als een lopend vuurtje gaat het verder en halverwege de pitch is de eerste jerrycan leeg.
Twee jerrycans blijkt precies genoeg te zijn om de hele pitch wicket to wicket af te fakkelen, hoewel er, als de rook is opgetrokken, ook nog wel wat patches blijken te zijn waar het niet gefikt heeft. Tot zo ver dus het fikkie stoken! Wat zou het betekenen voor de bounce van dit tijdelijk levensgevaarlijke wicket? Als ik captain was zou ik altijd kiezen voor eerst fielden, never bat first on a freshly burned wicket zou ik zeggen. En zo geschiedt. Het wordt weer een T20. Deze opponent lijkt toch wel een stuk zwakker dan de vorige, enkele uitzonderingen daargelaten, maar wij spelen dramatisch slecht. We missen zeker zes vangen (en niet de moeilijkste), en toch komt onze tegenstander tot slechts 103 runs, dat moet toch makkelijk te maken zijn. Maar ons batten begint desastreus, alles zit tegen en op zeker moment lijkt het er op dat we de 50 niet eens halen. Het wordt een debacle. Wat ook niet helpt is dat zij met een roze bal spelen, terwijl wij een witte bal gebruikten. Dat die bal roze is ontdek ik eerlijk gezegd pas als de bowler hem loslaat. Ik krijg ik 4 of 5 ballen die ik na de stuit niet meer kan volgen en compleet mistime. Dan volgt een korte bal die alweer in dalende lijn is terwijl ik probeer te hoeken: LBW. We komen uiteindelijk nog tot een stuk of 60 runs dankzij wat wides en een paar rake klappen van Manish. Weer zijn we roemloos ten onder gegaan. Bijai, die zelf op een hopeloze manier run out ging, houdt kort na afloop al zijn toespraak waarin hij de tegenstanders nog enkele wijze lessen meegeeft en veel kadootjes overhandigt. Het lijkt alsof er in het pavilion naast de tribune een happening voor ons gaat plaatsvinden, maar dat blijkt een kerkdienst te zijn waarin de Heer swingend en muzikaal wordt geprezen. We krijgen rijkelijk bier aangeboden en dan wordt het tijd om te gaan, het is inmiddels donker. We gaan met een wat grotere groep eerst naar een Chinees waar we stukjes gebakken eend krijgen bij een biertje, maar komen uiteindelijk op onnavolgbare wijze toch weer terecht in hetzelfde Javaanse eettentje als de vorige avonden. Het blijft ons daar goed smaken

Biertje
Zondag is de laatste wedstrijddag van de tour en Bijai vertrouwde me later toe dat hij het na de afgang van de dag ervoor eerlijk gezegd niet erg had gevonden, als het met bakken uit de hemel zou komen. Ik begrijp dat heel goed. Zo'n slechte wedstrijd doet niemands reputatie goed en is slecht voor het moreel. Maar het is bewolkt en het regent niet. De wedstrijd gaat gewoon door en deze keer zullen we 30 overs spelen. Het is een compleet anders spelletje vandaag, vreemd genoeg gaat alles nu wél naar wens, ondanks een erg trage opening van pakweg 12 runs in de eerste 10 overs. Zo'n geleidelijke startfase hebben we op onze leeftijd blijkbaar nodig. We komen uiteindelijk tot 130 runs. Ik ga 7 in en meen van tevoren op het ingooien van Mans het geheim van het trage en kleiachtige Surinaamse wicket enigszins te hebben ontrafeld: elke bal die de bowler bowlt zijn eigenlijk twee ballen: de bal vóór de stuit en die van erna. En die twee hebben in feite niets met elkaar te maken qua snelheid, richting of dreiging. Alle informatie in het traject voor de stuit, die je normaal gesproken opneemt in je innerlijke hawk eye, moet je vergeten, je kan beter nergens op anticiperen, "wachten, wachten, boem" is mijn zelfverzonnen mantra.
Daarom besluit ik ook zonder helm te batten (de bal komt toch niet hoger dan je navel), want door het vizier van de helm mis je een cruciaal stukje van de vlucht van de bal net na de stuit, die bepalend is voor je shotselectie. Petje op dus, en net doen of je in een knollentuin staat, de bal full toss nemen of juist afwachten en pas besluiten wat je doet ná de stuit. Deze nieuwe aanpak blijkt redelijk te werken en helpt me aan 21 snelle runs waaronder een kaarsrechte 6 op de betonnen screen. Dat geeft toch veel voldoening. Nu kan ik later thuis met recht vertellen dat ik op alle Surinaamse velden tot nu toe een zes geslagen heb, en welke Bakra kan mij dat navertellen? Weer een goede innings van Manish, een prima performance van onze gastspeler, en nog her en der wat bijdragen. Tussen de innings is er voor iedereen roti met kip, en op deze gezonde voedingsbasis pakken we nu alle vangen (de eerste in over 1) en cleant Poet met een onverwachte toverbal het andere openingsbat. Bijai laat de openingbowlers nu hun spell uitbowlen en dat werkt goed. Onze gastspeler pakt een weergaloze eenhandige vang in het verre veld en Manish heeft zijn ritme als bowler echt te pakken en verrast de zeer sterk ogende Gokoel vroeg in zijn innings. We gaan als een trein op weg naar de overwinning.

Het wordt nog een beetje spannend als het achtste wicket maar niet wil vallen en een direct hit van onze inmiddels zeer bekende gastspeler discutabel not out wordt gegeven. Maar de controversiële vang die ik zelf pak op de boundary (ben ik na mijn showduik met halve koprol wellicht over de denkbeeldige lijn gerold?), die vang dus wordt op grond van uitvoerig sporenonderzoek en diverse getuigenverklaringen uiteindelijk toegekend. Om het te vieren pak ik nog maar een vangetje en we winnen gelukkig deze laatste wedstrijd. Het is opeens een heel andere tour geworden. De speech van Bijai na afloop, die we aanhoren onder het genot van een biertje, wordt deze keer zelfs vastgelegd op de Nickeriaanse TV en ook de vriendelijke bestuurder van de Cricket Bond Nickerie doet haar zegje en wenst ons nog veel succes op onze volgende wedstrijden deze tour. Ik vertel de wk/opener, waarmee ik inmiddels een goede band heb opgebouwd, dat ik de wicketkeephandschoenen die ik ooit van Anthonie Janssen heb gekregen hier ga achterlaten. Ze zijn nu echt helemaal versleten en mijn tas zit al veel te vol. Hij wil ze graag hebben. We drinken nog een biertje of twee en gaan dan met z'n allen naar het naastliggende voetbalveld om de plaatselijke topper te zien tussen lijstaanvoerder Prakesh en nummer drie De Ster.
We volgen de wedstrijd met grote belangstelling en maken kennis met de vroegere sterspeler, later voorzitter van de thuisclub langs de rand van het veld en er worden wat blikjes bier rondgedeeld. Mans geeft als een Dick Advocaat blijk van groot voetbalinzicht en solliciteert nadrukkelijk naar de functie van hoofdcoach, maar het wordt door het bestuur helaas niet opgepikt. In de rust even plassen en snel nog een biertje voor de tweede helft begint. De sterren van Prakesh valt toch wat tegen en De Ster houdt na een 1-0 ruststand knap de spanning in de competitie door met 1-2 toch wel verdiend te winnen. We nemen de wedstrijd nog even door onder het genot van een biertje en trekken met een weer wat grotere groep naar ons inmiddels vertrouwde restaurantje om een hapje te eten. In de euforie die bij een gewonnen wedstrijd hoort drinken we er natuurlijk een paar biertjes bij en analyseren de wedstrijd maar weer eens. Iemand neemt de inmiddels wat uitgedunde groep nog mee naar 'leuk tentje' wat een casino blijkt te zijn, waar ook enkele kennissen van de vrachtauto (van het Holifeest) aanwezig zijn. Onze vrienden beschikken over heel veel fiches van allerlei kleuren en begroeten ons vriendelijk met een biertje, of wie dat wil een glaasje black label natuurlijk. De speeltafels liggen vol met onnoemelijk veel fiches. Omdat het nogal lang duurt eigenlijk (zelf speel ik helemaal niet) krijgen we nog wat bruine bonen met rijst aangeboden en natuurlijk een paar biertjes erbij, en als de spelers dan eindelijk uitgespeeld zijn en zelf nauwelijks nog weten of ze gewonnen of verloren hebben, gaan we na een paar afrondende biertjes nog even dansen in de plaatselijke discotheek op deze laatste avond in Nickerie. Daar delen we vrolijk nog een paar biertjes uit, of als je wil natuurlijk een glaasje double black. We nemen er zelf ook een. Het wordt een vrolijke boel, met oorverdovende muziek, maar we weten elkaar, vrolijk swingend en oortuitend, uiteindelijk toch weer terug te vinden, en dat is maar goed ook. Sommigen moeten de volgende ochtend al weer vroeg gereed zijn voor een dagtrip naar Bigipan, wat wij gelukkig al de vrijdag ervoor hebben gedaan. We raden ze vooral aan om zelf wat biertjes mee te nemen (of sterke drank) want dat hebben ze daar niet. Maar wij kunnen een beetje uitslapen voordat we de terugreis naar Paramaribo kunnen aanvaarden.

Kokosolie
Maandag reisdag terug naar Paramaribo, onderweg kopen we kokosolie. We hebben bijna een aanrijding met een Capibara die onverhoeds oversteekt, maar het loopt gelukkig goed af. Dinsdag steken we een bootje de Surinamerivier over naar Fort Amsterdam en dan zakken we verder de Commewijnerivier af, via visfuiken en dolfijnen naar twee voormalige plantages. Onderweg legt de bootsman een en ander uit over de Surinaamse natuur en de vele bronnen van inkomsten van Bouterse. 's-Avonds gaan we langs bij Nasser, onze gastheer en -vrouw komen ook, plus nog enkele vrienden van Nasser. Het is weer gezellig, de mannen bij de mannen, de vrouwen bij de vrouwen.

Woensdag laatste dag, we gaan naar de Carolinakreek, die ligt achter Zanderij. Lange tijd zijn we er de enige gasten. Barbecue en gietijzeren stoofpot, plus nog een ruime keukeninventaris zijn mee, we zijn bijna het hele verblijf gezellig aan het stoken en koken: pingo (bosvarken), en dok. Daarna nog een beetje zwemmen in het zwarte water van de Kreek. Een topdag dus. Na terugkeer gaan Mans, Manish en ik nog even een drankje drinken aan de Waterkant op deze laatste avond. Donderdag voor ons vertrek naar Zanderij gaan we eerst nog even naar de grote markt van Paramaribo. Daar is echt alles te krijgen en we kopen dan ook van alles in om naar Nederland mee te nemen. Dan naar huis, waar we nog met een heerlijke maaltijd worden verrast. Dan staat het busje keurig op tijd voor het huis om ons naar Zanderij te brengen. We hebben alvast een lange broek aangetrokken, dat voelt veel te warm maar het busje heeft gelukkig een prima airco.


Roelof Balk, maart 2018

Cricket Club Holland Touring Friends -